Literatuur
- Dolfin, Marceline J. & E.M. Kylstra & Jean Penders, Utrecht, De huizen binnen de Singels. Deel B: Overzicht. Deel in de serie 'De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst' hierin: 'De provincie Utrecht', De gemeente Utrecht', deel IIIB. 's-Gravenhage (SDU), 1989. [216 blz. ISBN 90.12.05875.9 / 90.12.05876.7(set)]. Hierin "Springweg 147, 149": blz. 153
- Muller Fz., S., Geschiedenis der Fundatiën, beheerd door het College van Regenten der Verenigde Gods- en Gasthuizen te Utrecht. Utrecht (Kemink), 1900. [298 blz. ISBN -]. Hierin "De Kamers van den Heyligen Lande": blz. 137-143 (Jonkvrouw Geertruyt sticht 6 vrijwoningen, 4 op grond van het Bartholomeus-gasthuis en t.z.t. aan deze instelling toekomend, "de twee andere lagen in hetzelfde kerspel op den zuidhoek van een steegje." Deze schenking wordt genoemd in een schepenbrief van 31-08-1469. Zij deed daarnaast een schenking "om daarvan ten eeuwigen dag turf en olie uit te deelen aan de bewoners harer godskameren." In 1485 worden de preuven, die al 12 jaar niet meer uitgedeeld werden, uit een andere schenking hersteld ten gunste van "de bewoners der 'zes cameren, die wy hebben van mijn joffer Willam Aerntss.'." De voetnoot hierbij luidt: "Uit de vergelijking met het volgende blijkt, dat de rentmeester zich hier vergist heeft: het gasthuis had van de weduwe Van den Heyligen Lande slechts vier kamers; de andere twee behoorden aan de St. Geertekerk." In 1524 wordt de plaats van de kameren genoemd: "die vier cameren affter by ons poirt ende die twe cameren opten anderen hoeck van Wolffsteegen, die die kerck van sinte Gertruydt toebehoiren [...]"). Hieruit blijkt": dat de vier kameren uit de schenking van Gheertruyt "kunnen niet anders zijn dan de vier alleen staande vrijwoningen, die nog altijd liggen ten noorden van de achterpoort van het gasthuis in de Jufferstraat (Springweg) in de onmiddelijke nabijheid van het Wolfaartssteegje. Het blijkt tevens, dat de weduwe de twee andere kamers op de zuidhoek van een steegje [...]" aan de St. Geertekerk geschonken heeft. "Ook die kamers (die ons trouwens verder niet aangaan) kunnen wij thans terugvinden: zij lagen in de onmiddelijke nabijheid der andere, op den 'anderen' (d.i. den zuidelijken) hoek van het Wolfaartssteegje." De voernoot hierbij: "Deze kamers komen (met de andere kamers) in 1603 nog voor in de lijst van Lapp van Waveren (Kron. Hist. Genootschap, XV p. 101)". Van de 6 vrijwoningen van het gasthuis zijn er nu 4 gevonden, "de twee andere zijn geklemd tusschen de tuinpoort van het gasthuis en het Wolfaartssteegje." Deze twee werden in 1473 al als bewoond vermeld, ze werden opnieuw met riet gedekt in 1474.)
- Kipp, E.F.E., "Springweg 149". In: Archeologische en Bouwhistorische Kroniek Gemeente Utrecht, 1985, blz. 224-225
- "Protest tegen plannen tot sloop huisjes op Springweg". In: Utrechts Nieuwsblad, 07-01-1985, blz. 8 (betreft Springweg 147-149)
- "Voorgevel blijft staan". In: Utrechts Nieuwsblad, 02-08-1985, blz. 11